maandag 9 april 2007

Gij zult niet onsterfelijk zijn (1)

Abraham reeds gezien

Ik ben nu 52 jaar en realiseer me tegenwoordig zo nu en dan, meer dan me lief is eigenlijk, dat ik er over dertig jaar wel eens niet meer zal zijn. Dat ik minder jaren over heb dan dat ik tot nu toe heb gebruikt. Al mijn grootouders die dertig jaar terug, toen ik rond de twintig was, nog volop plannen maakten voor de toekomst zijn inmiddels dood en begraven. Drie decennia geleden maakte ik me over later geen zorgen. Tijd zat had ik toen. Het was nog de twintigste eeuw. Snel is de tijd voorbij gevlogen, en snel zal ze dat blijven doen. Niet dat ik spijt heb, of ontevreden ben, over de voorbije jaren, zeker niet. Ik heb alles gedaan wat in mijn vermogen lag. Volop genoten, de wereld rond gereisd en geïnvesteerd in de toekomst. Vrije tijd heb ik daarom nu genoeg. Het is alleen het besef dat, voordat ik het weet, ik niet meer in staat zal zijn de dingen te doen die ik nu nog met alle gemak kan realiseren. Triest gewoon. Ik moet dus opschieten met datgene wat ik nog van plan ben.

O, wat zou het toch heerlijk zijn als ik nog honderd jaar in goede gezondheid kon doorbrengen. Waarom boekt de wetenschap daarin nog steeds geen successen? Waarom bestaat er in vredesnaam nog geen levensverlenger?

Onsterfelijk zijn, of op zijn minst een paar honderd jaar kunnen leven. Wie wil dat nu niet? Bijna iedereen toch? Op een aantal zelfdoders na dan.

Bang voor magere Hein ben ik niet. Meer op de manier waaróp hij mij zal komen halen. Hopelijk rustig in mijn slaap, zonder dat ik er erg in heb. Dat ik daarna nooit meer zal rondlopen in dit universum bekruipt me wel eens met een, op z'n minst, vervelend gevoel. Dat mijn lichaam diep in de aarde uiteen zal vallen en voor altijd zal verdwijnen...brrr... Misschien wil ik daarom graag een bekendheid zijn. Iets nuttigs doen voor de mensheid, zodat mijn kortstondig leventje voor veel mensen de moeite waard is (geweest). Darwin, Einstein, Da Vinci, Spinoza, Poe, Rembrandt, Mozart – om maar een aantal te noemen - leefden net zo lang als dat ik verwacht te leven. Zij gingen tenminste met een goed gevoel de pijp uit. Tenminste...zo'n idee heb ik. Ze zijn nuttig geweest en beroemd. Niet alleen voor enkelen van hun generatie, maar voor velen van vele generaties na hen.

Miljarden mensen worden geboren, leven en sterven en binnen een mum van tijd zijn ze vergeten. Alsof ze nooit hebben bestaan. Het 'eeuwige leven' is maar voor weinigen weggelegd.

Niet dat het voor een dode wat uitmaakt of hij ooit heeft geleefd, laat staan beroemd is. Doden nemen namelijk hun kennis en ervaringen, kortom hun geheugen, niet mee het graf in. Die raken ze op slag kwijt wanneer ze het loodje leggen. Dus of hij slecht of goed, kort of lang heeft geleefd zal een dode worst wezen. Geen haan meer die ernaar kraait. Geen last meer van zijn geweten. Ook zijn slachtoffer(s) of beneficiant(en) zullen in hun eeuwige slaap daarvan niets meer weten. Frustrerend eigenlijk; doe je je hele leven je best om goed te doen, geven jij en degenen voor wie je alles hebt gedaan de laatste snik en is alles gewoon voorbij, afgelopen. Filantropen, egoïsten en moordenaars, wanneer ze eenmaal in de grond aan het verrotten zijn zullen ze zich hun leven nooit meer herinneren. Nooit meer trots zijn of zich schamen.

Daarom probeer ik nuttig te zijn voor veel mensen nu. Maar ook voor de generaties na mij. Door dingen te doen met een blijvende waarde. (Geleerden, filosofen, schrijvers en kunstenaars zijn altijd mijn grote voorbeelden in het leven geweest.) Zodat mijn werk, en de herinnering daaraan, niet met mij verdwijnt. Daarmee geef ik zin aan mijn leven. En dat is belangrijk.

Tenminste voor godloochenaars zoals ik. Want religieuzen hebben zo wie zo de illusie dat ze, wanneer ze de laatste adem uitblazen, het eeuwige leven in zullen wandelen met al hun kennis en ervaringen. Lekker handig, daar heb je in het hiernamaals wat aan. Kun je wiskundige vergelijkingen maken of een potje schaken. Hemel of hel, in ieder geval wanen zij zich al onsterfelijk.

Geen opmerkingen: