maandag 30 april 2007

Gij zult niet onsterfelijk zijn (4)

Apartheid

Thomas Malthus had het in zijn werk Essay on the principle of population uit 1798 al aangekondigt: overbevolking zal uiteindelijk leiden tot voedselschaarste en massale sterfte. Aan de ene kant was Malthus pessimistisch omdat hij verwachte dat zoiets binnen een eeuw zou gebeuren. Aan de andere kant was hij eigenlijk nog veel te optimistisch. Overbevolking leidt namelijk ook tot vernietiging van de natuur en milieuverontreiniging. Overbevolkt is onze planeet al. Zes miljard mensen, terwijl er ecologisch gesproken maximaal plaats is voor 500 miljoen, het aantal dat in de 16 eeuw al was bereikt. Hoewel Malthus misschien zich vergist heeft in de tijdspanne waarbinnen de rampen zich zouden voltrekken, van uitstel ervan is geen sprake als de mensheid niet per direct aan geboortenbeperking doet. In Europa hebben velen dit al in de gaten, maar in de rest van de wereld fokt men er nog lustig op los.
Als er dus een Methusalem-elixer zou bestaan, zou die alleen uitgereikt kunnen en mogen worden aan mensen die er van afzien om zich voort te planten. Of maximaal twee kinderen en ongeveer 75 jaar worden of kinderloos blijven en de kans hebben om ruim tweehonderd te worden.
Dat is natuurlijk het grote dilemma. Als je kinderen neemt heb je erfgenamen en als je geluk hebt wordt je zonder Methusalem-elixer toch nog negentig jaar. Als je de elixer gaat gebruiken heb je grote kans om royaal tweehonderd jaar te worden (als je niet door een verkeersongeluk of door een ander gewelddadig ongeval om het leven komt), maar heb je geen genetische opvolgers.
Zou er dan geen mogelijkheid bestaan, zult u zich misschien afvragen, om zowel nakomelingen te hebben als het levens-elixer te kunnen gebruiken? In theorie wel.
Maar dan zou elk mens van elke generatie de twee maximaal toegestane koters pas na zijn vijfenzestigste mogen hebben om de wereldpopulatie stabiel te houden. Is dat haalbaar? [Meer dan vier generaties per mensenleven is onaanvaardbaar. Tenminste vandaag de dag met 6 miljard haarloze rechtoplopende tweevoeters. Met slechts 100 miljoen van onze soort zou dat niet eens zo'n probleem zijn geweest. Met een maximum van twee kinderen per stel zouden we dan toch tweehonderd hebben kunnen worden omdat het aantal personen in de toekomst toch zou worden gestabiliseerd. Van 100 miljoen zou dat zich vroeg of laat op tien generaties per mensenleven hebben bestendigd op circa 1 miljard mensen.]
Nu hebben vele vrouwen, die een levensverwachting hebben van 75 jaar, vroegtijdig, voor hun twintigste, al één of meerdere spruiten. Namelijk door geen anticonceptie te gebruiken. Kun je van een grotendeels onverantwoordelijke wereldbevolking verlangen dat ze wachten met kroost verwekken tot na hun vijfenzestigste. Nee dus.
Willen we langer leven? Dan moeten we er voor zorgen dat Homo sapiens zich eerst verminderdt tot minstens vijf procent van het huidige aantal. Dat betekent dat het voor Moeder Natuur en voor de mensheid zelf beter is wanneer wetenschappers de eerste eeuwen geen levensverlenger ontwikkelen.
En als een eenzame geleerde daar toch in zou slagen, dan kan hij die ontdekking beter in kleine kring geheim houden. Laat hij ervan profiteren maar niet publiekelijk maken. Tenminste, als hij niet de snelle en definitieve biologische vernietiging van onze mooie blauwe hemellichaam voor zijn rekening wil nemen.

woensdag 11 april 2007

Gij zult niet onsterfelijk zijn (3)

Begin van het einde

Volgens een bijbelse legende werd een zekere Methusalem 969 jaar oud, maar met ruim tweehonderd jaar zouden we natuurlijk ook niet mogen klagen. Denk je eens in dat van nu af aan iedereen twee eeuwen zou leven. Althans degenen die niet verongelukken of ziek worden. Want het Methusalem-elixer vertraagt welliswaar ons verouderingsproces, maar maakt ons niet onkwetsbaar voor ongelukken of bepaalde nog ongeneeslijke ziekten. Van ouderdom zou de eerste honderd jaar niemand doodgaan. Tot de leeftijd van vijftig jaar zou iemand er uitzien als 25 jarige, tot honderd jaar als 35 jarige, tot honderdvijftig jaar als 45 jarige en tot tweehonderd jaar als 60 jarige en pas daarna zou de aftakeling beginnen. Degenen die nu jonger zijn dan 65 jaar mogen dan ineens langer gaan werken. Ja zeg, als je toch de komende honderd jaar niet ouder wordt, zelfs jonger, dan kun je voorlopig arbeid blijven verrichten. Voor de huidige gepensioneerden die er ook beter uit beginnen te zien moet ineens een baan worden gezocht. Ze zijn immers fysiek geen bejaarde meer. Een baan die er niet is.
Zonder Methusalem-elixer wordt iemand gemiddeld 75 jaar. Tijdens zijn leven kan hij met drie generaties na hem te maken krijgen: zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. En soms zelfs bedachterkleinkinderen. De bedovergrootouders gaan vaak op tijd dood om plaats te maken voor hun bedachterkleinkinderen. En als elk echtpaar slechts twee kinderen zou krijgen op een gemiddelde leeftijd van circa 25 jaar zou dat een ideale situatie zijn. Tegen de tijd dat de bedachterkleinkinderen worden geboren zijn de bedovergrootouders al door de man met de zeis gehaald. Zo hou je slechts maximaal vier generaties: grootouders, ouders, kinderen, kleinkinderen. Zo zou de wereldbevolking voor altijd stabiel blijven. En omdat er altijd mensen eerder dood gaan en er ook stellen zijn die maar één of geen kinderen willen, daalt in bovenstaande geschetste situatie het aantal inwoners zelfs. Wat de huidige wereldpopulatie betreft zou dat zeer wenselijk zijn. Maar de realiteit wil dat een groot deel van de mensheid uit onnozelheid of egoïsme vollop kroost blijft fokken en daarmee langzamerhand door menselijke overbevolking de ondergang van al het leven op onze planeet bewerkstelligt. Door vernietiging van natuur en milieuverontreiniging wordt onze planeet steeds onleefbaarder.
Stel je eens voor: iedereen mag ineens 200 jaar worden. Binnen tien jaar is dan de wereldpopulatie op zijn minst verdubbeld en tegen de tijd dat ik afscheid mag nemen van dit letterlijke aardse tranendal zitten we al met minimaal zo'n 50 miljard op een kluitje. Dit is dan nog zeer laag geschat. Een realistische schatting zou eerder 100 miljard zijn.
Een door iedereen vrij verkrijgbaar Methusalem-elixer is dus funest voor onze planeet. Dus of geen elixer of in ieder geval niet voor iedereen.

dinsdag 10 april 2007

Gij zult niet onsterfelijk zijn (2)

Methusalem-elixer

Stel dat ik een stof zou ontdekken die mij, laten we zeggen, minstens tweehonderd jaar laat worden. Mag zijn met de fysieke leeftijd die ik nu heb. Ik ben niet veeleisend en hoef echt niet persé terug naar 25 lentes. Geweldig toch! Nog honderdvijftig jaarwisselingen met vuurwerk voor de boeg. Goh. Maar ja, dan moet ik dat spul wel delen met mijn vrouw en kinderen. Want het zou natuurlijk niet leuk zijn om mijn dierbaren te zien overlijden. Kinderen behoren hun ouders te overleven. En mijn kleinkinderen hun (groot)ouders. En mijn achterkleinkinderen. En niet te vergeten enkele familieleden en goede vrienden. Jeetje..... ik mag dus wel zorgen voor een behoorlijke hoeveelheid van dat goedje. En natuurlijk zouden we regelmatig moeten verhuizen, want anders zal de omgeving onze onveranderlijke lichamelijke toestand wel vreemd gaan vinden. En onbevoegden mogen er niet achter komen en ook een lang leven opeisen. Want dan wordt het lastig voor ons.
Goed, als het een eeuwige, nooit opdrogende, bron was dan konden we de vloeistof in flesjes verkopen. Zolang we de bron geheim hielden. Hoewel dat wel moeilijk zou zijn. Dan streng laten bewaken door zeer goedbetaalde en zwaarbewapende vazallen met het recht op een gratis drankje. In dat geval handhaafden we het monopolie op de levensverlenger en werden stinkend rijk. En door de vraag zouden we elke prijs kunnen eisen. Op den duur dan. Door onze prijsopdrijving bestond het gevaar dat de levensnectar voor steeds meer mensen onbetaalbaar werd, maar wereldwijd zouden er altijd genoeg miljonairs zijn om van ons langlevende miljardairs te maken. En natuurlijk zouden we gedwongen worden om de plaatselijke politici, politie- en legerleiding om te kopen en gratis doses te leveren. Etc, etc, etc.. Kortom van de zes miljard huidige bewoners van onze planeet haalden in deze situatie wellicht slechts enkele miljoenen de tweehonderd jaar. Alleen de rijken zouden zich voldoende flesjes kunnen veroorloven. Waardoor zij ouder, machtiger en alsmaar rijker werden. Er zou een samenleving ontstaan met een smalle bovenlaag van langlevende arrogante aristocraten en een brede onderlaag van paupers die gedoemd zijn rond een gemiddelde leeftijd van vijfenzeventig jaar het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen. Daartussen een laag van vechters om een slokje als ze een paar jaartjes ouder willen worden.
Onrechtvaardig vindt u? Ik ook. Beter zou het zijn om gewoon iedereen uit te nodigen er onbeperkt van te drinken. De bron droogt toch nooit op. Maar ja, als zes miljard mensen allemaal tegelijkertijd van dat wonderbaarlijke vocht willen drinken, heb je gelijk een rij van 50 omwentelingen rond de aarde. Tien procent zou in dat geval tijdens hun leven er een slok van kunnen nemen. Vijf miljard mensen zouden al het loodje hebben gelegd vóór ze aan de beurt zijn. En als iedereen genoeg heeft aan één portie dan tot daaraan toe. Maar als je er elk jaar één nodig hebt, dan kun je dat wel vergeten. Want dan moet je gewoon weer achteraan sluiten. Als iedereen tenminste zo beleefd is om op zijn beurt te wachten. Het zal eerder een gedrang van jewelste zijn. Daar komt nog bij dat ik en mijn familie, de ontdekkers van de bron, wel onbeperkt toegang moeten hebben. Want als wij ook in de rij moet gaan staan.....
Geen oplossing. Beter zou het zijn als we een non-profitorganisatie zouden oprichting: de Methusalem stichting. We zouden een gigantische, geheel geautomatiseerde, fabriek kunnen laten bouwen die, even denken...mmm... 100 één-liter flessen per seconde vult via honderd verschillende lijnen. In dat geval zouden we ongeveer 3 miljard flessen per jaar kunnen produceren en tegen kostprijs verkopen. En als verschillende instanties ons korting geven hoeft het niet eens veel te kosten. Om de twee jaar zou dan de gehele wereldbevolking er één kunnen kopen. Zolang maar één teugje per maand nodig is, is er dus niet zoveel aan de hand. Maar stel dat je elke week uit de fles moet drinken? Of elke dag? En wat te denken van de enorme vervoersproblemen, de hele planologische organisatie, die zo'n grote hoeveelheid flessen met zich meebrengt om over de verste uithoeken van de aarde te distribueren. Afgezien van de kosten. Zelfs al zou bijna elke instantie ons veel korting geven, dan nog denk ik dat voor veel mensen in de derde wereldlanden de flessen te duur zouden zijn. Of de overheden moeten die opkopen en gratis verstrekken. Althans wanneer corrupte ambtenaren niet de hele voorraad verduisteren.
Ook niet zo'n geweldige oplossing dus. Wacht, laat me even rustig nadenken. Ik kom er vast wel uit.
Stel je voor: ik ben een filantropische wetenschapper en krijg het voor elkaar om een synthetische versie van deze Methusalem-elixer te fabriceren in de vorm van een pil, een drankje of een injectie. Laten we zeggen een pil. Ik vraagt er patent op aan en geeft daarna een gratis licentie aan elk farmaceutisch bedrijf in de wereld om het te produceren, met als voorwaarde om het tegen kostprijs te verkopen. Gretig zullen ze zijn natuurlijk. Kostprijs is een relatief begrip. De concurrentie is groot, maar de vraag ook. Vraag en aanbod zullen op een gegeven moment een vaste kostprijs bepalen. De regeringen kopen een bepaald percentage in voor de allerarmsten en richten magazijnen in waar die de pillen gratis zouden kunnen ophalen.
Geweldig zou dat toch zijn. Een lang en gelukkig leven voor iedereen. Het ultime geluk van de mens bereikt. Ja toch?

maandag 9 april 2007

Gij zult niet onsterfelijk zijn (1)

Abraham reeds gezien

Ik ben nu 52 jaar en realiseer me tegenwoordig zo nu en dan, meer dan me lief is eigenlijk, dat ik er over dertig jaar wel eens niet meer zal zijn. Dat ik minder jaren over heb dan dat ik tot nu toe heb gebruikt. Al mijn grootouders die dertig jaar terug, toen ik rond de twintig was, nog volop plannen maakten voor de toekomst zijn inmiddels dood en begraven. Drie decennia geleden maakte ik me over later geen zorgen. Tijd zat had ik toen. Het was nog de twintigste eeuw. Snel is de tijd voorbij gevlogen, en snel zal ze dat blijven doen. Niet dat ik spijt heb, of ontevreden ben, over de voorbije jaren, zeker niet. Ik heb alles gedaan wat in mijn vermogen lag. Volop genoten, de wereld rond gereisd en geïnvesteerd in de toekomst. Vrije tijd heb ik daarom nu genoeg. Het is alleen het besef dat, voordat ik het weet, ik niet meer in staat zal zijn de dingen te doen die ik nu nog met alle gemak kan realiseren. Triest gewoon. Ik moet dus opschieten met datgene wat ik nog van plan ben.

O, wat zou het toch heerlijk zijn als ik nog honderd jaar in goede gezondheid kon doorbrengen. Waarom boekt de wetenschap daarin nog steeds geen successen? Waarom bestaat er in vredesnaam nog geen levensverlenger?

Onsterfelijk zijn, of op zijn minst een paar honderd jaar kunnen leven. Wie wil dat nu niet? Bijna iedereen toch? Op een aantal zelfdoders na dan.

Bang voor magere Hein ben ik niet. Meer op de manier waaróp hij mij zal komen halen. Hopelijk rustig in mijn slaap, zonder dat ik er erg in heb. Dat ik daarna nooit meer zal rondlopen in dit universum bekruipt me wel eens met een, op z'n minst, vervelend gevoel. Dat mijn lichaam diep in de aarde uiteen zal vallen en voor altijd zal verdwijnen...brrr... Misschien wil ik daarom graag een bekendheid zijn. Iets nuttigs doen voor de mensheid, zodat mijn kortstondig leventje voor veel mensen de moeite waard is (geweest). Darwin, Einstein, Da Vinci, Spinoza, Poe, Rembrandt, Mozart – om maar een aantal te noemen - leefden net zo lang als dat ik verwacht te leven. Zij gingen tenminste met een goed gevoel de pijp uit. Tenminste...zo'n idee heb ik. Ze zijn nuttig geweest en beroemd. Niet alleen voor enkelen van hun generatie, maar voor velen van vele generaties na hen.

Miljarden mensen worden geboren, leven en sterven en binnen een mum van tijd zijn ze vergeten. Alsof ze nooit hebben bestaan. Het 'eeuwige leven' is maar voor weinigen weggelegd.

Niet dat het voor een dode wat uitmaakt of hij ooit heeft geleefd, laat staan beroemd is. Doden nemen namelijk hun kennis en ervaringen, kortom hun geheugen, niet mee het graf in. Die raken ze op slag kwijt wanneer ze het loodje leggen. Dus of hij slecht of goed, kort of lang heeft geleefd zal een dode worst wezen. Geen haan meer die ernaar kraait. Geen last meer van zijn geweten. Ook zijn slachtoffer(s) of beneficiant(en) zullen in hun eeuwige slaap daarvan niets meer weten. Frustrerend eigenlijk; doe je je hele leven je best om goed te doen, geven jij en degenen voor wie je alles hebt gedaan de laatste snik en is alles gewoon voorbij, afgelopen. Filantropen, egoïsten en moordenaars, wanneer ze eenmaal in de grond aan het verrotten zijn zullen ze zich hun leven nooit meer herinneren. Nooit meer trots zijn of zich schamen.

Daarom probeer ik nuttig te zijn voor veel mensen nu. Maar ook voor de generaties na mij. Door dingen te doen met een blijvende waarde. (Geleerden, filosofen, schrijvers en kunstenaars zijn altijd mijn grote voorbeelden in het leven geweest.) Zodat mijn werk, en de herinnering daaraan, niet met mij verdwijnt. Daarmee geef ik zin aan mijn leven. En dat is belangrijk.

Tenminste voor godloochenaars zoals ik. Want religieuzen hebben zo wie zo de illusie dat ze, wanneer ze de laatste adem uitblazen, het eeuwige leven in zullen wandelen met al hun kennis en ervaringen. Lekker handig, daar heb je in het hiernamaals wat aan. Kun je wiskundige vergelijkingen maken of een potje schaken. Hemel of hel, in ieder geval wanen zij zich al onsterfelijk.

zondag 1 april 2007

Dia da mentira

Eén april, de dag van de grap, of 'dia da mentira' (dag van de leugen) zoals ze hier in Brazilië zeggen. Was alle ellende en onrechtvaardigheid in de wereld maar slechts één grote 1 aprilgrap of -leugen.